Het gaat uiterst beroerd met de egel; zo kunnen we hem helpen
De zaag ligt nog op de tuintafel, als Bert Jonkers met enige trots het bordje ‘Egelsnelweg’ op zijn schutting spijkert. “Het gat in de buitenschutting had ik al, maar dat in de afscheiding tussen de tuin van mijn buurman en de mijne is natuurlijk net zo belangrijk. Zo krijgen de egels twee keer zoveel veilige leefruimte. Nu zijn buurman nog. En die ernaast. En ernaast. En daar weer naast. Dan krijgt die snelweg tenminste lengte.”
Jonkers’ tuin biedt een egelvriendelijke chaos. “Ja van mij mogen alle planten groeien. Slakken zijn welkom, mits het huisjesslakken zijn. Veel egels lusten geen naaktslakken.” Jonkers is een van de ruim honderd tuinbezitters die meedoen aan de campagne ‘Egelsnelweg’, die tuinen onderling moet verbinden om ze toegankelijker te maken voor egels.
Het gaat de egel uiterst beroerd. Sinds 1994, het startjaar van de egeltellingen, is het aantal egels met 65 procent gedaald. Volgens Merel Klaarmond, oprichtster van de Egelwerkgroep van de Zoogdiervereniging en initiatiefneemster van de actie, is en blijft de exacte omvang van de totale populatie onbekend.
Lange wandelingen
Net als alle insecteneters hebben egels een uitzonderlijk snelle verbranding. Om voldoende voedsel (insecten, spinnen, regenwormen, slakken) te vergaren, hebben de dieren een leefgebied van al snel 10 hectares nodig. In natuurlijke omstandigheden leggen ze dan ook elke nacht zo’n 2 kilometer af, ook al op zoek naar partner en nestgelegenheid.
“En vaak, heel vaak gaat dat niet goed. Minimaal 135.000, maar vermoedelijk meer egels bereiken op hun zoektocht de overkant van de weg niet”, vertelt Klaarmond. In 1998 lag het aantal ‘platte egels’ overigens nog op 227.000 en mogelijk zelfs 340.000. Deze situatie lijkt daarmee licht verbeterd. Lijkt, corrigeert de egeldeskundige (afgestudeerd op de egel): “Sinds die tijd is de populatie met ruim meer dan de helft afgenomen. Procentueel kan en zal er dus wel degelijk sprake zijn van een forse toename van het aantal dode dieren.”
Naast het oprukkende verkeer spelen de tanende insectenstand en de enorme opkomst van egelgrootverbruikers als vos en das de dieren parten. Klaarmond: “Vos en das maken heel veel natuurgebieden voor egels no-goarea’s. De stedelijke omgeving is daardoor nu het belangrijkste leefgebied.”
Woestenij van stoepen
Maar ook die stedelijke omgeving is de egel niet welwillend. Niet alleen is daar druk verkeer, maar tuinen zijn vaak ontoegankelijk door houten of zelfs betonnen schuttingen. Heggen zijn zeldzaam, laat staan het geheel ontbreken van een afscheiding. Daarnaast zijn veel tuinen egelonvriendelijk, want ‘onder architectuur’ ontgroend, voorzien van grind of flagstones met hoogstens een plantenbakje met exoten. Slakken en insecten mogen of willen er niet komen.
De Egelwerkgroep promoot dus, net als de organisaties voor bescherming van insecten en vogels, natuurlijker tuinen. Nu komen daar Egelsnelwegen bij.
Het idee daarvoor is niet van Klaarmond. Engeland, sowieso de voorloper op het gebied van publieksnatuuracties, begon een aantal jaar geleden al met de Hedgehog highway. Daar hebben inmiddels tegen de 15.000 egelliefhebbers hun tuinomheining geopend en tuinen verbonden. Zelfs in dichtbewoonde steden als London is de actie populair en effectief. Ook tekende een half miljoen Britten een petitie die de overheid oproept om bij nieuwbouwprojecten de aanleg van egelsnelwegen te verplichten.
Gaten in de schuttingen, vervanging van de schuttingen door ‘luchtige’ heggen lijken de oplossing. Maar dat is nogal betrekkelijk, erkennen Jonkers en Klaarmond. Te vaak begint net achter de schutting immers een woestenij van stoepen en vooral wegen.
Zo ook bij Jonkers; tussen zijn tuinafscheiding en de weg ligt een schamel, gladgeschoren grasstrookje, nagenoeg geheel ontdaan van elk leven en slechts een halve meter breed. Jonkers heeft met een bergje dood groen geprobeerd er nog iets van te maken, maar een echte oplossing is het niet, erkent hij.
Klaarmond: “De overheid moet ook meewerken door ook het openbaar groen egelvriendelijk te maken en bovendien oog te hebben voor ‘doorgaande egelsnelwegen’”. Op termijn wil zij dan ook in gesprek gaan met de gemeenten. Ze kan dat niet alleen, benadrukt Klaarmond. “Hulp van zo veel mogelijk vrijwilligers is nodig.”
Ondertussen ligt Jonkers’ tuin egelvriendelijk en toegankelijk te wezen. Nu de egels nog.